Het woord ‘compliment’ wordt door Van Dale gedefinieerd als com·pli·ment (het; o; meervoud: complimenten) 1. woord van lof: iem. een compliment maken. Persoonlijk hou ik heel erg van complimenten, en uit een kort statistisch onderzoek van mensen uit mijn omgeving blijkt dat ik daar niet de enige in ben. Wat dan wel weer jammer is, is dat er tot nog toe in de Nederlandse taal geen onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende soorten complimenten. Dat zijn er namelijk heel erg veel. Zo heb je onder andere het sarcastische compliment (‘Zo, ik wist niet dat pailletten weer in de mode waren. Staat je bééldig, hoor.’), het ongemakkelijke maar welgemeende compliment (‘Je bent zo mooi als je niest.’) of het ‘ik weet niet of ik hier blij mee moet zijn’-compliment (‘Maar je ziet er nochtans écht uit alsof je goed bent in wiskunde!)
Een van mijn persoonlijke favorieten is wat ik zelf het ‘compliment met terugwerkende kracht’ noem. Die zal ik als ervaringsdeskundige even toelichten met een voorbeeld uit mijn eigen leven. Het gebeurt me namelijk wel vaker dat ik nietsvermoedend aan een gesprek deelneem over sproeten, waarbij de algemene opinie van mijn gesprekspartners zich langzaam ontplooit tot: ‘Nee, ik vind sproeten best wel lelijk,’ ‘Oh, ja, ik ook, ik ben zó blij dat ik gewoon bruin word!,’ waarop ze mij aankijken en er een ongemakkelijke stilte valt van ongeveer drie seconden. Meestal wordt er daarna iets uitgeroepen als: ‘Maar bij jou zijn ze wel mooi, hoor!’ Daarna gaan we allemaal gezellig lachen terwijl ik me afvraag of ik daar nu blij mee moet zijn.
Het woord ‘sproet’ duikt in de zevende jaargang van de Taalgids in 1865 op als een voorbeeld van ‘de overvloed aan eenlettergrepige voorwerpsnamen in de Nederlandsche taal’, en dan nog in een rijtje met woorden als puist, slijm, zweer en pok. Getver. Om te voorkomen dat ik verdrietig word van de negativiteit waarin de sproet zo nu en dan onterecht verzeild geraakt, hou ik een mentaal lijstje bij van sproeten in een leuke context. Zo liep ik laatst over de kinderboerderij en zag dat een van de gevlekte varkentjes Sproet heette. Ik ben er vrij zeker van dat zelfs de grootste sproetenscepticus daar stiekem vrolijk van wordt. Oh, en blijkbaar waren sproeten ook de modetrend van afgelopen zomer. Ben je plots zonder dat je het weet hartstikke in.
De (voor mij) allermooiste ode aan de sproet komt van Herman de Coninck, die in 1997 het gedicht Pointillisme schreef voor zijn kinderen Laura en Tom. Volgens mij is de Coninck de eerste die zwart-wit op papier heeft gezet wat er écht belangrijk is in het leven: iemand die sproeten heeft, en iemand die ze telt.
Liesa Van Dyck
1 Comment