Ik wil ooit ergens de beste in zijn. Tot nu toe is me dat nog niet gelukt. De enige top drie waarin ik mijn naam ooit heb gevonden is in de top drie van meest gekozen namen van het jaar 1995, Laura stond toen op nummer 1. Ik vind het een stomme naam, maar mag het gegeven paard van ooit een keer nummer 1 zijn niet in de bek kijken, gok ik. Ook al had ik veel liever Vera geheten (nummer 33), wat lekker mysterieus klinkt, vind ik, of Daisy, wat ik een lelijke naam vind, maar wat wel op nummer 99 stond, en dat is gewoon een goed getal, of zelfs Samantha (nummer 35), wat echt heerlijk van de tong rolt, en zo onwijs fijn ordinair klinkt. Om Samantha heen had ik een hele identiteit kunnen bouwen. Strakke shirtjes, korte rokjes, je eerste sigaret roken op je vijftiende, en leraren met ‘gast’ aanspreken, niemand neemt het je kwalijk als je Samantha heet. En dan later, na de middelbare school, was ik me gaan verzetten tegen de stereotypering die mijn naam me had gegeven, en dan was ik mezelf Sam gaan noemen, en mijn ouders gaan haten, wat ik natuurlijk al doe uit principe, maar dan ook nog eens om mijn naam.
Nu heet ik dus Laura, en Jezus, wat kan je daar nou mee? Er zaten twee andere Laura’s in mijn klas op de middelbare school (het Katholieke Groenhardt College, in het midden van niks en naast een drukbezochte Spar), en die waren allebei veel interessanter dan ik. Laura L. was echt heel erg gelovig, en liet dat heel graag aan de anderen in de klas weten, meestal door minstens één maal per dag iemand tot eeuwig hellevuur te verdoemen (“O my gosh! Anna, als je nóg vaker met je vriendje tongt ga je echt naar de hel, hoor!”), wat natuurlijk hilarisch fijn was voor de rest van de klas. Ook al werden de meeste gedwongen om keurig elke zondag met hun ouders in de kerkbanken te vertoeven, ik denk niet dat iemand haar “jij gaat echt naar de hel als je zo doorgaat” speeches lang heeft gelooft. De andere Laura (Laura P.) had gewoon grote tieten, wat alle andere Laura’s meteen overbodig maakte. Ik had geen grote tieten (nog steeds niet trouwens), en hoefde alleen de kerk in met kerst (totdat oma Janneke doodging, toen boeide het niemand meer wat), en met begrafenissen. Tijdens mijn tijd bij het Groenhardt College stond ik dus alleen in de top drie van Laura’s omdat er maar drie Laura’s in mijn klas waren. Als je alle Laura’s van de hele school in de lijst erbij zou gooien zou ik waarschijnlijk op de zevende plek staan, in ieder geval ver buiten de top drie (één van de Laura’s had rijke ouders en drie pony’s, waar iedereen met kinderfeestjes altijd op mocht rijden, en een andere Laura had echt een hele geile moeder, ik bedoel maar).
Ik ben nu wel wat vaker de enige Laura van de groep, zo denk ik niet dat er een andere Laura bij mijn werkcolleges zit, (ook al weet ik de naam van ongeveer een derde van mijn medestudenten, dus is dit puur een gokje), en ben ik zeker weten de enige Laura van mijn studentenhuis. Met mij wonen er elf personen in het huis, waarvan er geen dus Laura heet, godzijdank. Ook al heeft Mo wel een vaste scharrel die Laura heet, maar die telt niet. In mijn huis en op de uni ben ik dus de enige Laura, per definitie nummer één dus, alleen denk ik helaas dat men na de middelbare school niet zó snel meer op nummer één komt, ik heb het vermoeden dat ik echt iets moet bereiken voordat ik een Nummer Eén ben. Ik heb dus tien huisgenoten, 6 vrouwen, 4 mannen, waarvan ik noch de slimste, noch de knapste, noch de grootste drinker, noch de meest irritante ben, naar mijn weten in ieder geval. Zelfs bij mij in huis ben ik dus niet de grootste uitblinker, zullen we maar zeggen. Toen ik op de basisschool zat was ik er volledig van overtuigd dat ik me tijdens mijn middelbare schooltijd zou ontpoppen tot iemand die met waardigheid in een Top Drie zou horen, toen dat zo tijdens de derde nog steeds niet was gebeurd ging mijn hoop over op mijn studententijd. Al tijdens de UIT kreeg ik hier mijn twijfels over.
Juul Kruse