Vorst hing in de lucht. Elke zin zichtbaar voor een moment, om direct daarna langzaam weg te kwijnen. Het bewijs dat het gesprokene niet permanent is. De kou liet mijn vingers tintelen in hun handschoenen en kleurde mijn lippen langzaam blauw.
In het café stond de verwarming hoog genoeg om de ramen te beslaan. De woorden die daar gezegd werden kon ik niet zien, maar ik wist dat als je dicht genoeg bij het raam stond, je ze wel kon horen. Vrolijke stemmen lieten de ramen zachtjes trillen, zinnen die galmden door het glas. Het was onmogelijk om er een doorlopend verhaal eruit te halen. Dat was ook niet nodig, want even later zou de deur open gaan en alle woorden zouden als kleine soldaten mijn oren bestormen.
De muziek stond binnen harder dan verwacht, achter in de zaak dansten twee koppels. Ze draaiden en bewogen hun armen op de maat, ellebogen in de lucht. Anderen stonden met een groot glas bier en praatten met luide stemmen over de live-recording van Johnny Cash in Folsom Prison. Voor een kort moment dacht ik aan de biopic over Cash die ik zag met mijn vader. Verbaasd waren we om Elvis langs te zien komen, hoe klein moet de wereld geweest zijn toen dachten we. En hoe klein de wereld nu leek tussen de roodbruine muren van het café waar de geur van rook in de lucht hing, zonder dat er een sigaret aan was.
Ik stelde me voor dat filosofen aan de tafeltjes bij het raam hadden gezeten, kettingrokend terwijl ze de zin van het leven bespraken. Losse papieren die net niet op de grond vielen door het glas whiskey wat er bovenop was geplaatst. De ijsklontjes bijna allemaal gesmolten, maar de filosofen merkten dat niet, ze zouden te druk in gesprek zijn om zoiets onbenulligs op te merken. Met wild zwaaiende armen die poogden de gedachtegang bij te houden maar daar niet in slaagden. Misschien speelde op de achtergrond wel hetzelfde Johnny Cash album, waren er in 1968 nog filosofen?
Ik ging op de enige vrije barkruk zitten tussen een man met borstelige wenkbrauwen die zich verdiepte in een krant en een groepje van drie jonge vrouwen allen met wijn in de hand. Ruwe vingers sloegen de bladzijden om, terwijl lange nagels met een franse tip tegen een wijnglas tikte. Zouden hun vingers ook tintelen tot in de topjes verlangend naar een aanraking? Ik stelde me voor dat hun woorden bungelden in de lucht als aan een galg, loze lettergrepen waaruit langzaam het leven wegtrekt.
Ik boog voorover de bar en…
Isolde van Gog
3 Comments