Paniek. Vanuit het raam zie ik in het grijze stadslandschap een wezen dat lijkt te vibreren. Mens, misschien. Misschien een mens die nog aan het worden is, alsof het vanuit de straatstenen ontspringt tot een radeloze, roekeloze identiteit. Dan, beweging. Ik volg het met mijn ogen en verbaas me over hun doelbewuste gang naar binnen. We hebben zelden nieuwe gasten en zelfs zij die ons überhaupt zien zullen niet zomaar over de drempel stappen.
Misschien is het wel goed, een beetje leven in de brouwerij. Nieuw bloed dat nog vrij kan stromen, met wat geluk een warm lichaam om tegenaan te zitten. Ik blijf op mijn plekje in de vensterbank en besluit af te wachten. De eerste keren is er nog ruimte voor verandering, en hoewel ik best tevreden ben over mijn situatie, kan ik de heimelijke spanning die door mijn lichaam ruist niet ontkennen. Mens komt, mens kijkt, mens gaat zitten.
Op de Onbezette Barkruk. Riskant, en het kost me moeite mijn geamuseerde blik te verdoezelen tegenover de keizer, die bij een van de oudste gasten (met zijn krant uit een ver verleden) zit, wachtend tot die weer zou beginnen met zijn aaibeurt. Ik was verbaasd dat de mens zich eerst leek te wenden tot de tafeltjes dicht bij mij, waar de lucht doorweven is met flarden van conversaties die zich altijd zullen herhalen en de geur van Johnny Walker in de lucht zweeft. Teleurgesteld, ook, want dat betekent dat ik mijn plek moet verlaten voor wat interactie. Jammer.
Maar nu zit het, probeert op een tenenkrommende wijze de aandacht van de tapper te trekken, terwijl die bezig is met een inspectie van ons offer. Niet dat we die tweebenigen aanbidden, hoor, maar het is goed om ze bezig te houden. Dat blijkt niet meer nodig als de nieuwkomer zowaar wat te drinken probeert te bestellen, alsof het hier een ordinaire bar betreft. Toch maakt zich een onbestemd gevoel meester van mij, alsof mijn poten langzaam onder me wegzakken. De orde lijkt verstoord, al is er nog niets écht veranderd.
Ik besluit om mijn aandacht even te richten op de stelletjes die achterin het café dansen op de muziek die ze geen echte vrijheid geeft. Ze kunnen het nog steeds niet, maar daar zal ik ze niet op beoordelen. Langzaam voel ik me wat rustiger bij de hele situatie, tot ik opeens doorkliefd lijk te worden door een onbestemdheid die zijn weerga niet kent en me dwingt terug naar de bar te kijken.
Groene ogen. Zo menselijk als de mijne gespleten zijn. Mijn maag draait zich om, de hemel valt in duigen uit de lucht mijn gedachten in, ik klauw in mijn kussen en zet me schrap tegen een bewustzijn dat ik niet hoor te hebben. In een ogenblik word ik overvallen door een pervers besef: dit mens, deze persoon, moet ik beschermen tegen de beestenboel die we hier bestieren.
Kan een kat eigenlijk een geweten hebben?
Robin van den Brule
2 Comments