Ik voel hoe Joy schrikt van de blik waarmee ik binnenkom. Er gaat wat van haar koffie over de keukentafel die we nog geen maand geleden samen in elkaar zetten, trots op hoe soepel en liefkozend we dat voor elkaar kregen. Kussend, gebogen over IKEA-instructies.
Komen er vlekken in houten meubilair dat waarschijnlijk voor een groter deel uit plastic bestaat dan wat strookt met mijn milieubewuste idealen?
Mijn oma zou het hebben geweten,
maar laat dat nou net het probleem zijn.
In de dikke enveloppe in mijn handen zit een stapeltje ansichtkaarten. Het zijn er een stuk of twintig, ik gok uit ieder jaar één. Allemaal hand-beschreven met herinneringen aan mijn oma. Nee, aan mij. Herinneringen aan mij, maar van mijn oma.
Joy staat op, pakt het bundeltje uit mijn handen en leest, net zoals ik nog geen vijf minuten geleden deed in de hal beneden, de eerste kaart. Op de voorkant staat een Fiep Westendorp illustratie. Pluk, voor de Petteflet.
“Em…”
Joy drukt zich stevig tegen me aan. In haar knalrode klus-shirt zit de geur van verf en terpentine. Van een vastberaden blik vooruit die zich hier in deze deuropening overweldigend vermengd met verleden.
De enveloppe is ongeadresseerd door onze brievenbus gegooid. Ondanks onze verhuizing is dat an sich geen dikke hint. Ik heb geen idee hoe lang het duurt voordat een onverzonden adreswijziging West-Friesland bereikt. Hoe snel gaat zoiets rond?
Ik denk aan mijn zus, die zich ongeveer een jaar geleden precies zo moet hebben gevoeld toen ze mijn kaart op de mat zag liggen. Ik heb me altijd voorgesteld dat zij die als eerste zou vinden.
“Via Mo, denk je?” vraagt Joy.
“Misschien…” mompel ik nog een beetje versuft. “Wie zou hier anders aan zijn gekomen?”
Ik weet het niet. Ik heb geen idee wat er is gebeurd met het huis en de spullen van mijn oma nadat ze overleed. Wanneer iemand doodgaat vervallen vreemde situaties weer terug in traditionele familieverhoudingen, ben ik achter gekomen. Ik vermoed dat mijn ouders het huis hebben leeggehaald. Dat mijn vader de kist uitkoos en de begrafenis regelde. Dat Mo heeft gespeecht. En mijn moeder? Wat voelde mijn moeder, toen ze de hare begroef? Ik weet het niet, ik was er niet.
Bij mij geen uitnodiging op de mat. Nu wel dit bundeltje herinneringen.
Joy kijkt me aan zoals ze altijd doet wanneer het over onze families gaat. Een beetje beschaamd, en net iets te begripvol. Ik snap dat best. Ze denkt dat pijn verzacht door het te delen, en positioneert zichzelf tegenover mij als schuldig aan het feit dat zij fijne ouders heeft, en een fijne jeugd heeft gehad. Mensen doen dat, zich schuldig voelen over fijne dingen.
Terwijl ik haar vasthoud kijk ik over haar schouder het raam uit. Vanaf onze zolderverdieping zie ik nog net de drukte op straat. Ik zou er niemand in kunnen herkennen, zelfs al was de anonieme brenger van het stapeltje brieven niet allang verdwenen.
Zonder Joy’s ouders konden we dit appartement nooit betalen. Flamboyante mensen die het goed voor elkaar hebben. Ik ontmoette ze voor het eerst tijdens de afstudeervoorstelling. Ik leerde Joy kennen tijdens haar laatste jaar van de theaterschool. Via via kreeg ik een klein rolletje als postmoderne vlinder in haar stuk over de televisierevolutie van de jaren ’50. Ofzo. Ik zeg het eerlijk, ik snapte geen kut van mijn script, maar kwam trouw elke repetitie. Na afloop bleef ik het liefst zo lang mogelijk hangen, en ik kwam altijd te vroeg. Dikke hint. Niks voor mij. Toen Joy dit feitje tijdens een na borrel liet vallen in gesprek met mijn huisgenoot viel ik keihard door de mand. “Als Emma te vroeg komt op je repetities, moet ze je wel heel hard willen.” Dus toen zoende ze me. Right there and then.
Helaas vielen de filosofische uitspattingen van het retrostuk niet geheel in goede aarde en kwam haar theatercarrière na haar afstuderen maar moeilijk van de vloer. Nu studeert ze literatuurwetenschappen aan de Universiteit, want ze heeft hersens en ze wil schrijven. Fel verdedig ik haar tegenover iedere Delftse dude die haar retorisch vraagt of ze dus de ene kansarme, slecht betaalde baan inruilt voor de andere. Niet omdat het niet waar is – laten we eerlijk zijn – maar omdat ik haar nooit mooier vind dan wanneer ze ambitieus haar eigen ding doet.
Ik denk dat Joy aan de hemelpoort erg weinig heeft om met spijt op terug te kijken. Ik benijd dat. Mijn oma vroeg me vaak, “wat zou je doen als ze je vertelden dat je doodging? Want schat, dat ga je.” Joy weet dit. Zo leeft zij. Groot, en veel, en met nuance. Ik niet. Ik leef stil. Ik zwijg veel, vindt zij. Ze weigerde een voordeursleutel met me te delen voor ze wist waar ik vandaan kwam. Zowel letterlijk als figuurlijk, en dus reed ik, met haar op de bijrijdersstoel, voor het eerst in vijf jaar terug naar Friesland. Ik had mezelf ervan overtuigd dat ik het vooral voor haar deed, en zij andersom.
In die deuropening denk ik terug aan het dorp waarin ik rode overgooiers droeg. Waarin ik ijs at, en kennis maakte met Pluk van de Petteflet. Waar ik voor het eerst verliefd werd, écht verliefd werd, en vervolgens mijn geloof en familie verloor. Het dorp dat ik inruilde voor de randstad, waar ik niet langer stil hoefde te zijn. De IKEA leegkocht met het luidste, levendste meisje dat ik ken. Waarin ik in rode kluskleding verder bouw aan een toekomst, in ons eigen torenkamertje.
Marlon Schotel, deelnemer van PIY.
1 Comment