Twinkelende blauwe ogen die tranen produceren. Die me raken. Vasthouden. Meenemen. Naar binnen, mijn eigen lichaam uit.
Gevangen in een ziel. Onbekend en anders dan die van mij. We verschillen. De dingen die ze me wil laten zien, kan ik niet begrijpen. Omdat de gevoelens en emoties die ze gebruikt als een kompas om me te sturen, door mij nog nooit eerder gevoeld zijn.
Ik kan haar niet meer zien. Ik ben haar, of probeer zoals haar te zijn. Zodat ik misschien kan ontdekken wat dat is wat haar zo verdrietig maakt.
Ik voel iets kriebelen. Het komt van binnenuit en wil naar buiten. Het knaagt aan mijn gedachtes en prikt met zijn scherpe uithalen in mijn hart. Ik wil het uit me scheuren, het doet mijn handen jeuken en mijn gedachtes razen.
Maar ik kan niet naar binnen, en hét kan niet naar buiten.
Mijn gedachtes beginnen te schreeuwen, zij willen ook dat hét ophoudt. Het gekriebel, het onbehagen. Het wordt een chaos in mijn hoofd als meerdere gedachtes tegen hét in opstand komen. Ze halen uit naar de kriebels. Achtervolgen ze dieper mijn lichaam in.
Er woedt een strijd in mijn lichaam, haar lichaam, en ik kan niet naar binnen om het te doen stoppen.
Al had ik dat gekund, zou ik nog niet weten aan welke kant ik nu eigenlijk sta. Het gekriebel is te sterk, het voelt zo machtig, alsof ik er nooit tegenin zal kunnen gaan.
Ik word teruggetrokken, mijn eigen lichaam kan niet langer zonder me. Ik kijk weer in die blauwe ogen. Ze twinkelen niet langer, ze zijn gedoofd. De strijd is beslist, hét heeft gewonnen.
Terwijl ik naar haar gladde huid, kinderlijke kleren en angstige lippen kijk, zie ik dat ze van binnen wordt opgevreten.
Tot er niets meer overblijft, en er enkel een vermoorde ziel in een levend lichaam huist.
*
De zoektocht naar het onbekende.
Het hoofd als slachtveld.
De gedachtestroom als tegenstander.
Ik maal me een weg door de kronkels.
Mijn weg lijkt uitzichtloos.
De kronkels oneindig.
Ik voel het contact
dat de kronkel met me zoekt.
Maar hij is nog vormloos,
en kan mij niets vertellen.
Ik kijk toe naar de chaos
waarin iets naar me uitreikt.
Het grijpt zich vast
en begint te bewegen.
Ik sta machteloos terwijl de kronkel een lichaam krijgt
en mij lijkt te vergeten
in zijn weg naar dat wat
onmogelijk lijkt.
De belichaming is voltooid.
De kronkel van mij gescheiden.
Het de rug toe keren is mogelijk.
Hem werkelijk doen verdwijnen is niet langer mijn beslissing.
Maar die van het lichaam,
dat ik met eigen woorden heb gecreëerd.
*
Gister bestond ik nog niet
Toen was jij er nog
Vandaag ben ik er wel
Maar jij niet langer bij ons
Gister moest mijn zusje huilen
Om oma, alleen in dat grote huis
Vandaag ben ik bang
Dat er iets gebeurt en niemand om haar te helpen
Want waar ben je nou?
Om haar te helpen
Trots te zijn op je kinderen
En mij alles te leren wat er te leren valt
Ik wil niet dat mijn oma alleen is
Was ze nog maar met jou
Dan wist ik wie je was
En naar wie ik vormen zou
Gister was ik boos
Omdat het niet eerlijk is
Vandaag ben ik verdrietig
Omdat ik je mis
door Nena Namysl