Wen

De ochtenddauw heeft de voorkant van Myra’s afgetrapte roze Vans paars gekleurd.
      “Ik rook niet,” zei ze laatst, “maar ik denk wel dat het me goed zou staan.” Ze zit in een groot vest en blote benen aan één van de picknicktafels op het veld voor onze hut. Ik ga tegenover haar zitten en denk dat dat ze gelijk heeft. Ze mompelt iets en ik ga ervanuit dat ‘goeiemorgen’ het juiste antwoord is. Zo kleurrijk als ze zich heeft aangekleed, zo chagrijnig zit ze nu voor zich uit te staren.
      Jij zou haar ongetwijfeld een peuk hebben aangeboden.

Je weet nog niet wie Myra is, want haar heb ik pas na jou leren kennen. In haar wereld besta jij niet. Ze heeft wel over je gehoord, maar kan er alleen een gezicht bij hebben als ze je ’s nachts in het stapelbed heeft gefacebookt, en ik betwijfel dat, want Myra is een schat van een egocentrist. Wanneer ik morgen over je zal beginnen, zal ze me vragen, “dat was toch..?” en dan zal ik zeggen, “ja, die.” Dat ben je geworden,  ‘die’.

“Wen,” gaapt ze, terwijl ze met een mes van het kampeerbestek in de tafel krast, “Wen, ik ben moe.” Soms, als ze me zo noemt, klinkt het meer als een bevel dan als mijn naam. Wen dan, Wendy. Myra vind dat ik je moet ‘loslaten,’ ‘me tot mezelf moet richten’ en zo alles wat er gebeurt in mijn leven ‘aan mezelf moet vertellen,’ om zo de behoefte alles met jou te delen te vervangen.
      Ik smeer een boterham met Nederlandse pindakaas en bied hem haar aan.
      “Thanks. Maar, Wen, hoe graag wil je vandaag die berg op?
Ik hoef maar één keer diep te zuchten.
      “Laat maar, we gaan vandaag die kutberg op.”

De jongens hoefden niet mee, en eigenlijk ben ik daar wel blij om. Myra niet.
Halverwege onze route zit een uitkijkpunt. Myra loopt zachtjes vloekend voor me, en steekt direct door naar het lege bankje. Ze ritst haar rode Eastpak open en vist er een flink stuk baklava uit. Ik heb geen idee hoe ze daaraan komt, en ze biedt me ook geen stukje aan.
      Het uitzicht  dat voor ons ligt is ongetwijfeld door menig tourist-information medewerker en travel-guide schrijver als ‘overweldigend’ opgetekend, maar het komt bij mij niet binnen.  Ik blijf staan op een stevig stuk tussen de stronken en kijk uit over de boomtoppen.
      “Heb jij soms ook het gevoel dat je niet genoeg geniet?” vraag ik haar. Het duurt even voor ze antwoordt.
      “Hiken is net als seks,” zegt ze. “Je kunt jezelf er een stuk beter in verliezen als je het doet met iemand waar je gewend aan bent. Of met jezelf, in je eentje, natuurlijk.”

Ik lach, maar Myra kijkt voor zich uit en reageert er verder niet op. Ik hoor of voel mijn telefoon buzzen en denk aan je. Terwijl ik mijn hand naar mijn jaszak toe beweeg overweldigt mij het besef dat jij, god weet waar, met je telefoon in je hand zit, mijn berichtje zag, het las, daar dan op reageerde – dat het iets in jouw leven is. Er loopt een lijntje tussen ons. In gedachten zie ik Myra die met grof geweld kapottrekken. “Richt je tot jezelf!” schreeuwt ze in stilte vanaf haar bankje mijn kant op.

Vanochtend werd ik wakker naast het idee van een ander. Diegene kent mij nog niet, en ik mezelf bij diegene ook niet. Voor het eerst voelde ik een stukje nieuwsgierigheid, nieuwigheid, terwijl ik vanuit mijn stapelbed luisterde naar Myra’s ademhaling. Ik was trots op mijn vooruitgang, maar besef me nu dat denken in termen van ‘een ander’ betekent dat ik denk aan jou.

Ik ontgrendel mijn telefoon niet. Myra zit foto’s te maken en vervolgens driftig te typen. Ik kijk nog eens het dal in en stel me voor wat voor foto’s haar volgers momenteel op hun feed geserveerd krijgen. Zonder de paden te hebben bewandeld, zonder hier de frisse lucht in te ademen, de bosgeluiden te horen. Zoals ik dat hier wel in levende lijven sta te doen, padwandelend en  luchtademend en bosluisterend en al. En ik voel er waarschijnlijk hetzelfde bij als die volgers van haar.  
      Een kind komt onze open plek oprennen, gepaard met een lightsaber en een hoop herrie. Twee vrouwen, één van hen een tweede kind dragend, komen er achteraan gesjokt. Hollanders. Iedereen kijkt naar het bankje, waar Myra zonder iets te zeggen plaats maakt en haar rugzak over haar schouder slingert.
      Ik steek mijn telefoon (jou) terug in mijn jaszak, en knik de vrouwen vriendelijk gedag.

“Wacht even, Wen.” Als ik langs de rand van het pad waar ik loop naar beneden kijk, kan ik zien hoe Myra haar telefoon omhoog houdt om een klein watervalletje op de foto te zetten.
“Ik ga vast,” roep ik, zacht, meer voor de vorm dan ter informatie, want ik zeg het bewust niet hard genoeg. ‘Of in je eentje, natuurlijk,’  echoot het in mijn hoofd.
      Ik klim stug het pad omhoog en denk aan de foto’s op Myra’s telefoon. Je weet dat ik daar altijd een beetje weemoedig van wordt. Ik kan dat niet hebben, die foto’s. Hoe vaak heb je me scrollend herinneringen in mapjes zien sorteren, fotoboeken zien maken, existentiële crisis nabij?
      De klim gaat hier steiler omhoog en ik begin te puffen. Ik voel dat ik een rode kop krijg, en begin te beseffen dat ik Myra heb achtergelaten, maar denk, een beetje bits, dat ik juist haar advies aan het opvolgen ben. Mijn benen raken vermoeider, maar ik krijg meer energie. In mijn linker jaszak gloeit nog altijd jouw melding. In gedachten vraag ik me af wat je doet, en besluit dan mezelf die vraag te stellen. Vertel het maar, denk ik. Ik probeer niet aan je te denken, niet aan Myra, maar richt me tot mezelf.
      ‘Ik wandel hijgend een groot stuk steen op om vervolgens van veraf te zien wat ik normaal van dichtbij zie.’ Ik voel me idioot, maar ik begrijp wel wat ze bedoelt. Ik zie mezelf een beetje als van bovenaf.
      ‘Ik ben gepikeerd over mijn reisgenoot en mijn gedachten, en dat het me niet lukt de natuur als meer dan instagrammable te ervaren.’ Ik verstevig mijn grip aan een stuk boomwortel dat uit de aardewand naast me steekt om mezelf verder omhoog te trekken.
      ‘Ik wil een foto nemen en accepteren dat ik er nooit meer naar zal kijken, wetende dat hij zal verdwijnen tussen alle data op mijn telefoon. Luisteren naar een verhaal, en er nooit een dialoog over schrijven. Een pad bewandelen en weten dat dit de enige keer is dat mijn voetstappen ooit op precies die plek zullen staan. Iets meemaken, en het aan niemand anders vertellen, alleen aan mezelf.’ Sjonge, Myra.
     ‘Het beleven zonder het al direct te willen herbeleven.’ Ik draai me om, om te checken waar ze uithangt.

Verdomme, denk ik dan.
Ik zou het je allemaal zo graag vertellen.

Door Marlon Schotel

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Twitter picture

You are commenting using your Twitter account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s