Ik leef mijn leven als dat van een hond

“Ik leef mijn leven als dat van een hond.”

Hij zei het met zo veel overtuiging dat het even duurde voordat ik het statement mentaal onderzocht.

“Hoe bedoel je dat?”

“Als het regent dan regent het, daar hoef ik geen uitleg voor.”

“Oké.”

“En als het niet regent en de zon schijnt, dan schijnt de zon gewoon, en weet ik niet of het ooit nog gaat regenen. Da’s toch prachtig.”

“Oké.”

“Ik wil slapen en gelukkig zijn, af en toe een gat graven, zwemmen als iemand een stok in de sloot gooit, en soms achter een kat aan rennen.”

“Oké.”

Het bleef stil. De Hond zijn monoloog was over. Hij had gezegd wat hij moest zeggen en in mijn ogen klonk zijn zwijgen nu ook al dierlijker. We maakten even oogcontact en hij keek mij aan hoe een hond mij zou aankijken, met lede ogen achter welke niets anders schuilgaat dan de eeuwige vraag waar de bal nu is en wanneer hij er even uit mag. Hij sperde zijn neusgaten open alsof hij iets lekkers rook wat mijn reukorgaan nog lang niet kon ruiken.

“Maar wat voor soort hond dan?”

Daar had hij geen antwoord op.

Even later ben ik weer thuis. Mijn hond kijkt niet op wanneer ik de achterdeur opendoe, alleen een klein zwiepje van haar staart verraadt dat ze weet dat ik terug ben. Ze heeft haar bek open en haar adem heeft een cirkel aan condens gevormd op de koude keukentegels.

Het water uit de kraan, al stromend over mijn polsen, voelt lauw aan.

Het leren zitvlak van de stoel plakt meteen tegen mijn blote benen. De twee leren stoelen, oud doch statig en zeker duur, vallen nog altijd uit de toon in mijn IKEA huis. Ik vond ze allebei op dezelfde dag, de ene op de hoek van mijn favoriete bakker, voor wie ik vijftien minuten wandel. De ander later die dag, pal voor mijn huis. Alsof de een niet zonder de ander kon zijn, en zich maar voor mijn huis had gestationeerd in de hoop om ook het smalle trappenhuis door te worden getild.

Mijn ventilator staat aan, langzaam beweegt de plastic behuizing van links naar rechts, drie seconden glijdt de koele lucht over mij heen, zes seconden blaast hij door een lege kamer. Het zweet tussen mijn schouderbladen voelt koud aan wanneer ik weer even aan de beurt ben, mijn lichaam wisselt van rilling naar hitte naar rilling naar hitte.

In de hoek van de kamer hangt een spin. Elke keer als er lucht langs mij heen raast kijk ik even naar boven. De spin houdt zich dan vast voor zijn leven, het web krijgt elke zes seconden een subtropische stormen-test over zich heen.

De Hond zat nog steeds in mijn gedachten. Wat voor dier zou ik willen zijn?

Ik laat Mijn Hond uit over grotendeels lege straten. De warmte blijft hangen als hete adem in  mijn nek, alles is broeierig en elke keer als ik een stap zet glijden mijn dijen tegen elkaar aan. Het daar ruim aanwezige zweet voorkomt overmatige irritatie.

Ik kijk goed om mij heen, mijn blik gaat van links naar rechts naar weer links en rechts, ik hoop De Hond weer tegen te komen. Mijn Hond haar staart kwispelt niet, ze kijkt verloochend om zich heen.

Ik zie dat ze zich afvraagt wanneer het gaat regenen.

Geschreven door Juul Kruse

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s